De Europese techwereld staat op scherp na de aankondiging van nieuwe importtarieven door de regering-Trump. Vanaf nu geldt er een tarief van 20% op goederen uit de EU, terwijl Zwitserland zelfs te maken krijgt met 32%. Hardwareproducenten vrezen hogere productiekosten en langere levertijden, maar ook softwarebedrijven houden hun hart vast door mogelijke beperkingen in investeringen en verwarrende regelingen. In het hart van deze ontwikkeling liggen jonge startups en scaleups, die juist afhankelijk zijn van trans-Atlantische handel om te groeien en te innoveren. Sommige stemmen zeggen echter dat Europa hierdoor aantrekkelijker wordt als hub voor technologie. De controversiële vraag is of die potentiële kansen opwegen tegen de disruptie.
Tarieven op ramkoers
De scherpe importheffingen van Trump hebben niet alleen invloed op de fabricage en levering van hardware, maar dreigen ook de mondiale toeleveringsketens te ontregelen. Waar veel Europese bedrijven voorheen hun productie deels in de VS lieten plaatsvinden, wordt het door de extra kosten lastiger om soepel tussen continenten te schakelen. Tegelijkertijd prikkelt dit scenario de interesse van investeerders die liever in een stabiel ondernemersklimaat investeren, wat Europa in theorie aantrekkelijker zou kunnen maken. Toch schuurt hier een spanningsveld: voor elke ondernemer die kansen ziet, is er een ander die vreest voor oplopende kosten en financiële onzekerheden. Vooral softwarebedrijven weten niet precies waar ze aan toe zijn. Hun diensten gelden vaak als ‘intangible goods’, maar kunnen alsnog onder de paraplu van handelsbarrières vallen—zeker als andere partijen terugslaan. In deze dynamiek verschuift dus niet alleen talent, maar ook de vraag of een wereldwijde keten nog slagvaardig kan blijven werken. Hoeveel ruimte blijft er over voor innovatieve startups als de kosten en regelgeving oplopen?
Een nieuwe productieslag?
Met name hardwarebedrijven voelen de klap het hardst: voor sommige, zoals het Finse HappyOrNot, komt bijna de helft van de omzet uit de VS. Omdat deze nieuwe tarieven rechtstreeks op fysieke goederen van toepassing zijn, loopt de rekening rap op. Volgens analisten kan dat betekenen dat Europese bedrijven worden gedwongen om assemblage of productie in de VS op te zetten, wat voor startende ondernemingen vaak onbetaalbaar of organisatorisch complex is. Ter illustratie: zelfs een minimale fabrieksoverplaatsing kan tonnen extra kosten met zich meebrengen. Het is dan ook de vraag of deze maatregel voor kleine innovatieve producenten betekent dat ze moeten uitwijken—of zelfs afhaken.
Keerpunt voor de Europese tech
Terwijl de invoertarieven de nieuwste hobbel vormen in een toch al grillig handelslandschap, geven sommige analisten aan dat Europa deze kans moet aangrijpen om een sterker tech-ecosysteem op te bouwen. Als de VS plots minder aantrekkelijk wordt voor internationale start- en scaleups, kan dat leiden tot een hogere instroom van kapitaal en talent richting Europese hubs. Tegelijkertijd blijft de vraag of deze voordelen opwegen tegen de directe schade die veel bedrijven lijden. Hoewel het nog te vroeg is om definitieve conclusies te trekken, staat één ding vast: de aangekondigde tarieven zetten druk op bestaande structuren en dwingen Europese techbedrijven nu al tot een strategische herbezinning.